dinsdag, juli 19, 2011

Waar komen die kippen met de groene eieren toch vandaan?


Hoewel algemeen wordt aangenomen, dat twaalf tot veertienduizend jaar geleden Noord Amerika werd gekoloniseerd vanuit Siberië, komt meer recent onderzoek uit op een verleden van vijftien tot zeventienduizend jaar. Uit onderzoek naar twee verschillende typen mitochodriaal DNA bij Amerikaanse indianen blijkt dat er minstens twee verschillende groepen migranten zijn geweest. Een kolonisatiegolf trok via de landmassa, die Siberië met Alaska verbond in oostelijke richting tot achter de Rocky Mountains. De nazaten hiervan vinden we uitsluitend terug in Noord Amerika met een grote concentratie rond de Grote Meren. De andere groep migranten kwam eveneens via de landbrug binnen maar volgde de kustlijn van de Stille Oceaan. Hun nazaten vinden we vooral langs de kusten van de Stille Oceaan en in Zuid Amerika ten westen van de Andes, helemaal tot in Vuurland toe. In Noord Amerika is het relatief zeldzaam. Deze migratiegolf speelde waarschijnlijk ook de hoofdrol bij het koloniseren van het dubbelcontinent.

Uit veertien gefossiliseerde fragmenten van menselijke uitwerpselen, in 2002 en 2003 gevonden in een grot in Oregon, werd DNA geïsoleerd van 14.300 jaar oud, ruim 1200 jaar ouder dan het oudst bekende materiaal tot op dat moment. In de versteende drollen werd mitochondriaal DNA gevonden, karakteristiek voor de inheemse bewoners van Noord Amerika en verwant aan dat van Siberiërs. Met die vondst moet ook worden aangenomen dat de immigranten lopend of - meer waarschijnlijk - varend langs de kust naar de Nieuwe Wereld zijn gekomen omdat de weg over de bevroren Beringstraat indertijd nog onbegaanbaar was door sneeuw en ijs (mitochondriaal DNA is DNA dat zich niet in de celkern bevindt, maar in de mitochondriën, de energieleveranciers van de lichaamscellen. Het erft vrijwel uitsluitend over via de vrouwelijke lijn).
Tijdens de laatste ijstijd (50.000 tot 10.000 jaar geleden) lag het zeeniveau zo’n zestig meter onder het huidige en bestond er een een begaanbare landverbinding tussen Alaska en Siberië, nu de Straat van Bering. Zo’n 1000 jaar later werd de zuidpunt van Zuid-Amerika bereikt.

Met name de snelheid waarmee het zuiden van Zuid Amerika werd bereikt doet vermoeden dat in ieder geval ook gebruik moet zijn gemaakt van een zeeroute. Niet onwaarschijnlijk. Archeologische vondsten uit Australië, Melanesië en Japan laten zien dat 25 tot 40.000 jaar geleden al boten werden gebruikt. Daarbij komt dat verplaatsingen per boot makkelijker en veiliger geschieden en er langs de kusten natuurlijk meer en vooral eiwitrijker voedsel is te vinden.
Ook moeten de Amerika’s, gezien de anatomische verschillen gevonden bij diverse skeletvondsten, door meerdere emigratiegolven zijn bevolkt. Onderzoek op (mitochondriaal) DNA van de inheemse bevolking van Amerika laat een overduidelijke verwantschap zien met de huidige bewoners van Azië en Siberië.

Ondanks dat landbouw en veeteelt er 6000 jaar geleden nog op een zeer laag pitje stonden, leefde een deel van de bevolking aan de kust al een sedentair bestaan. Daar waar in het Midden-Oosten en Europa landbouw en veeteelt voldoende bestaanszekerheid boden om het zwervend jager-verzamelaarbestaan op te geven, boden delen van de oostkust van Zuid Amerika blijkbaar voldoende wild, vis en eetbare planten en vruchten om het leven in vaste woonplaatsen mogelijk te maken. Van vroege nederzettingen is echter vaak niet veel meer te vinden omdat de meeste door de stijging van de zeespiegel sinds de laatste ijstijd onder water zijn komen te liggen.

Leif Eriksson (ca. 975-1020), een Noorse zeevaarder, was de eerste Europeaan die voet zette in de Nieuwe Wereld. Hij bezocht de oostkust van Noord Amerika in ongeveer 1000 na Christus en overwinterde er – men vermoed aan de kust van Newfoudland. Christoffel Columbus (1451 - 1506) arriveerde eveneens bij toeval in Amerika (1492) – vermoedelijk op het huidige Midden Amerikaanse San Salvador. Hij dacht na het oversteken van de Atlantische Oceaan Indië bereikt te hebben. Het betekende het tragische einde van de grote Midden en Zuid Amerikaanse beschavingen, en enorme slachtpartijen onder de inheemse bevolking, voornamelijk door wapengeweld en in de Amerika’s onbekende besmettelijke ziekten als pokken, griep en mazelen. De conquistadores kregen er de geslachtsziekte syfilis (lues) voor terug.
Tussendoor moeten nog Polynesische zeevaarders het Zuid Amerikaanse continent hebben bezocht. Toen de Spaanse veroveraar Francisco Pizarro in 1532 het machtige Inca rijk binnentrok trof hij daar reeds kippen aan, een huisdiersoort afkomstig van het in de Indusvallei gedomesticeerde Bankiva Hoen. Enig licht wordt op dit raadsel geworpen door de vondst van een aantal kippenbotten in restanten van een oude Indiaanse agrarische nederzetting in Chili. Een botje bleek ruim 600 jaar oud, een periode waarin ook de meest oostelijke Polynesische eilanden Rapa, Pittcairn en Paaseiland werden gekoloniseerd (13e en 14e eeuw).
DNA onderzoek toonde een opmerkelijke gelijkenis aan met kippenbotjes afkomstig van prehistorische vindplaatsen op een vijftal Polynesische eilanden met een ouderdom van 2900 tot 500 jaar. Dezelfde kenmerken werden ook aangetroffen in het moderne Chileense Araucana kippenras. Araucana's staan bekend om de blauw tot olijfgroene eieren, waarvan de eischaal zo dik is, dat deze zelden barst bij koken.

Verwijderen Annuleren

vrijdag, juli 01, 2011

De Affaire Oostvaardersplassen werkelijk opgelost?


In de afgelopen 25 jaar werden in de Oostvaardersplassen bij Lelystad huisdieren (runderen en paarden) en edelherten losgelaten. De dieren vermeerderden zich uitbundig. Niet verwonderlijk: voedsel in overvloed, geen natuurlijke vijanden en er werd niet gejaagd of anderszins 'dieren uit de collectie genomen'. Zoals viel te verwachten traden na enkele jaren ernstige voedseltekorten op met bijbehorende verhongering, sterfte en dierenleed.
Door Staatsbosbeheer en het Ministerie van LNV werd dit echter 'als natuur beschouwd'. De beelden van stervende hoefdieren gingen door het hele land en de politiek maakte zich nu ook zorgen over de onwettige aantasting van het welzijn van de grote grazers. Een LNV welgevallig groepje werd gevraagd de zaak te bestuderen.
Omdat het welzijn van de dieren er niet op vooruitging werd er opnieuw geëvalueerd.

Er bestonden tot de tweede evaluatie – dus na de invoering van het zo genaamde verbeterd predatormodel – geen wezenlijke verschillen meer tussen Staatsbosbeheer en de velen, die zich het lot van de hongerende en stervende dieren aantrokken.
Het gaat er nu alleen nog om: wordt gewacht met afschot tot de dieren verhongeren, ernstig lijden en sterven, óf wordt geanticipeerd op de populatie omvang in combinatie met seizoen en voedselaanbod en vindt een daarop gebaseerd gericht afschot plaats voordat lijden manifest wordt. Daar lijkt nu aan te worden voldaan.
Tragisch was in mijn optiek vooral dat het geschil tussen Staatsbosbeheer en andere instanties hem niet eens zat niet in de jaarlijkse en onontkoombare sterfte, maar alleen in de manier en het moment waarop die sterfte werd gerealiseerd. In feite een volstrekt ondergeschikt doel binnen het zo succesvolle experiment om van de Oostvaardersplassen een vogelreservaat te maken van meer dan nationale betekenis. Daarbij dient te worden opgemerkt, dat de enorme omvang van de populatie aan grote grazers in combinatie met het voedseltekort in de winter en het vroege voorjaar zorgen voor omvangrijke schade, aan bomen en struiken in het bijzonder. Niet alleen zorgt deze kaalslag er voor dat de dieren in de winter en de zomer nauwelijks nog beschutting kunnen vinden tegen resp. koude en zon, ook de aanblik van de grote hoeveelheden dode en omgevallen bomen en struiken met hier en daar nog een plukje groen is visueel troosteloos en geeft imagoschade.
Voorjaar 2011 zagen de paarden er goed uit, de runderen waren mager en de herten leken in redelijke conditie. Er groeide weer enig gras, meidoorn stak de kop op.
Tijdens dit bezoek werd mij voor het eerst duidelijk, dat de Oostvaardersplassen in Natura 2000 (aanwijzingsbesluit december 2009) de status van vogelreservaat en vogelmigratiegebied heeft gekregen. Om het gebied voor deze doelstelling geschikt te maken en te houden is onderhoud van het terrein nodig. Het instrument, waar de keuze uiteindelijk op viel, is de combinatie van een verwilderd huisrund, huispaard en het edelhert. Deze drie grote grazers maken het terrein geschikt als foerageergebied voor ganzen, die op hun beurt de watergangen helpen open houden. Samen kreeg het geheel het etiket ‘Natuur’ opgespeld ondanks de hekken en andere beperkingen.

In het afgelopen decennium is de indruk gewekt dat de nadruk lag op de grote grazers als doel op zich. Duidelijk is dat deze slechts als instrument dienden om het gebied – ook voor het bezoekende publiek – aantrekkelijk te maken als wandelgebied en vogelreservaat. Beide doelstelling wordt geweld aangedaan.
Waarom niet terug naar de oorspronkelijke doelstelling ‘Vogelreservaat en Vogelmigratiegebied’ alsmede het ondergeschikte doel ‘Wandel- en recreatiegebied’. Uitbreiding van het gebied is geen structurele oplossing doch ‘uitstel van executie’.
Om deze doelstellingen te bereiken moet het instrument – de gezamenlijke populatie grote grazers dus – worden geoptimaliseerd. Dat wil zeggen, het aantal moet niet alleen worden afgestemd op de draagkracht van de vegetatie maar ook moet worden gestreefd naar het minimum aantal grazers om het beoogde doel te bereiken.
Dit heeft absoluut een positief effect op het welzijn van de dieren en de geschiktheid van de Oostvaardersplassen als vogelreservaat en recreatiegebied. Nogmaals, het te veel aan dieren dat nodig is om de gestelde doelen te realiseren moet worden verwijderd voordat ernstige voedsel tekorten en het bijbehorend lijden manifest worden.
Ten overvloede, het zoeken naar in de praktijk van de Oostvaardersplassen bruikbare anticonceptie ter beperking van de geboorteaanwas moet doorgaan.

Steeds wordt genoemd dat het doden van individuele dieren stress zou veroorzaken en het kuddeverband verstoort. Vergeten wordt, dat ook in de natuur alleen individuele dieren omkomen ten gevolge van predatie, honger of ongelukken. Om toch tegemoet te komen aan dit veel genoemde bezwaar en de verstoring van het kuddeverband en de hiermee gepaard gaande stress te minimaliseren kunnen, zoals ook elders in de wereld gebeurt bij overbevolking aan grote hoefdieren, complete kuddes dan wel harems worden afgeschoten.