zondag, april 22, 2012

Hoe werden de Artisdieren in oorlogstijd gevoerd?

De energieke en inventieve Artisdirecteur Sunier weet met veel overredingskracht van de bezetter een forse toewijzing los te peuteren voor de benodigde hoeveelheden hooi, stro en een redelijk assortiment vis, vlees, groente, fruit en zaden. De dieren en mensen in Artis hoeven nu geen hongerdood te sterven. Er zijn zelfs sigaretten: boven de leeuwen zitten twee zoons van tabakswinkelier Swaan ondergedoken. En er is meer: dierenarts Folmer opereert een mannelijke orang-oetan aan een kaakabces en verdooft het dier met een allesverlammende dosis cognac. Toch wordt de voedselvoorziening steeds meer een bron van zorg. Tot december 1944, het begin van de Hongerwinter, lukt het met grote inzet en vindingrijkheid om de voedselvoorziening redelijk op niveau te houden, al worden de rantsoenen kleiner en moet er soms op alternatief voedsel worden overgestapt. Zo krijgen de zeeleeuwen zoetwatervis te eten omdat de Duitsers verbieden op zee te vissen. Grote roofdieren als leeuwen en tijgers krijgen na de zomer van 1943 soms stokvis voorgezet. In de loop van de oorlog koopt Artis in toenemende mate partijen afgekeurd vlees bij abattoirs in de wijde omgeving van Amsterdam. De autoriteiten zijn zeer coöperatief. Artis krijgt voedsel via de Sectie Bijzondere Diergroepen van het Rijksbureau voor Voedselvoorziening in Oorlogstijd. Ook krijgt Artis grote hoeveelheden oud brood en andere voedselresten uit de keukens van de Duitse Kriegsmarine, die gevestigd is op het vlakbij gelegen Marine Etablissement. De voedselvoorziening voor de hoefdieren is aanmerkelijk eenvoudiger te regelen dan die voor de roofdieren, de vogels en de apen. Koetsier Veldhuis voert voor hen per paard en wagen hooi aan uit de omliggende polders en vooral van de Oosterbegraafplaats. Die heeft voldoende takken en vers gemaaid gras voorradig. Artis heeft twee koeien: ze zorgen voor melk om voor enkele vogelsoorten, apen en kleine zoogdieren een zogenaamde ‘stremming’ te maken. Dit is een mengsel van melk en diverse voedselingrediënten voor dieren met speciale voedingseisen. Hoewel het net lukt om de dieren in leven te houden, is de nood hoog. Met een aanvulling van in de tuin gevangen eenden en duiven, een stuk afgekeurd, maar wel door en door gekookt vlees en als grootste traktatie restanten rijst met stroop van ingekookte suikerbieten, gaat het net. Overigens zijn suikerbieten in ongekookte toestand gevaarlijk: goed bedoelde voederpogingen met stukjes suikerbiet van bezoekers kosten enkele dieren het leven. Ook een bewaker van het Bevolkingsregister overleeft een te overvloedige maaltijd van rauwe suikerbieten niet. Ten slotte worden de graanzolders aangeveegd: de resten van de voor de oorlog aangelegde enorme voorraden graan, zonnebloempitten, millet, hennep en pinda’s dienen nu om brood van te bakken. Niemand klaagt over de meegebakken rattenkeutels, zo langzamerhand een substantieel deel van de grondstoffen. Maar dan zijn we al in de Hongerwinter aangeland.